Preek op zesentwintigste zondag door het
jaar C, serie 2003-2004, C2004DHJ26.html.
Eucharistieviering op zaterdag 25 september 2004, om 19.00 uur te Poeldijk.
Door pastoor Michel Hagen. AMDG.
E.L.: Am. 6, 1a. 4-7
Ev.L.: Lc. 16, 19-31
Homilie
Laatst vroeg iemand mij: Waar komt het gezegde vandaan dat als iemand dronken
is, hij ‘lazarus’ wordt genoemd. Heeft dat te maken met de Lazarus uit het
Evangelie, de man die arm was, met zweren overdekt en die leefde op de vuilnisbelt.
Wat heeft een dronkenlap nu met die arme Lazarus te maken? Toen ik het woordenboek
er een keer op nasloeg, viel het me op dat aan dat woord best een negatieve
klank zit. Alsof het uit de platte spreektaal, of uit de cafétaal,
uit het leger of uit het scheldwoordenboek komt. Een lazerstraal, dat is
een vervelend iemand. Ben je belazerd? = ben je wel goed bij je hoofd? Hij
kan ‘het lazarus’ krijgen = hij mag een gemene ziekte krijgen. Hij lazerde
van de trap = hij viel van de trap. Hij heeft de boel belazerd = hij heeft
de boel bedrogen.
Hoe kan nu de naam van een arme man, Lazarus, bij zoveel verschillende,
soms bijna platvloerse situaties gebruikt worden? Daarvoor moet u weten dat
er nóg een Lazarus bestaat in het Evangelie. Als ik u de tijd geef,
dan weet u het vast weer; het is de broer van Marta en Maria, vrienden van
Jezus; Lazarus, die stierf en begraven werd en door Jezus uit het graf terug
tot leven werd geroepen. Als Lazarus uit het graf opstaat en helemaal omzwachteld
uit het graf wankelt, dan ligt daar waarschijnlijk de link met dronken zijn.
Maar als iemand op zijn ‘lazer’ krijgt, ofwel op zijn ‘donder’ krijgt, dan
is dat woord verbonden met de andere Lazarus uit het Evangelie van vandaag.
Hij ligt daar met zweren overdekt en werd als een melaatse behandeld. Net
als een blikseminslag werd ook melaatsheid vaak als een straf van God gezien.
En zoals dat je van 220 volt een flinke oplazer of opdonder kunt krijgen,
zo zag men vroeger een zware tegenslag al snel als een straf van God. Zo zie
je hoe geloofswoorden gaandeweg in het leven van alledag gebruikt worden.
Iets passender vind ik een andere afleiding. Saint Lazare in Frankrijk is
het moederhuis van de Lazaristen. Die orde is gesticht door Vincentius a Paulo,
jawel, de heilige ook van ons voormalige Vincentiushuis hier in Poeldijk.
En Saint Lazare, ofwel Sint Lazarus was een huis voor melaatsen en armen,
voor verschopten, dakloze en eenzame mensen. Zo krijgt u een indruk wat het
woord lazarus allemaal kan betekenen.
Toch denk ik niet dat iemand die teveel alcohol op heeft aan al deze betekenissen
zal denken. Die denkt niet meer, hooguit hoe hij van zijn hoofdpijn af kan
komen. Waarom dan dit lange verhaal over de betekenis van Lazarus in onze
taal? Een poosje geleden hoorde ik in het nieuws de vraag of in de Europese
Grondwet nog een verwijzing naar de grote Christelijke erfenis in ons Europese
cultuurgoed moest worden opgenomen. Nee, zeiden velen, niet doen, want we
moeten de scheiding van Kerk en staat respecteren.
Ik kan daar heel veel voor voelen, want ik ben blij dat de Kerk geen staatkundige,
politieke of rechterlijke belangen en verantwoordelijkheden heeft. Zonder
dat kan de Kerk zich helemaal richten op haar kerntaken, de verkondiging van
Christus, de mensen terug brengen naar God, hen helpen om hart en de ziel
te zuiveren. Stel je voor dat onze paus nog steeds aan het hoofd van een
leger zou staan.
Anderen zeggen echter, juist wel, want je moet het Christelijk erfgoed veilig
stellen, ook door een grondwet, want anders raak je het contact met het Christelijk
verleden kwijt en raak je ontworteld. Dan kun je nooit meer uitleggen wat
die twee mannen uit het Evangelie die allebei Lazarus heten te maken hebben
met zoveel opmerkingen.
Nu is dat zeker niet het ergste, veel erger vind ik het als jonge mensen
de oorspronkelijke verhalen uit het Evangelie helemaal niet meer horen. Lazarus
worden, dat leren ze vroeg genoeg, en de meesten krijgen ook wel eens een
keer een oplazer. Dat gaat vanzelf, daar hoef je niets voor te doen; maar
als ze de oorspronkelijke verhalen niet meer horen? Wie helpt hen dan om weerstand
te bieden aan rijkdom, wie stimuleert hen om de armen niet te vergeten, wie
leert hen om zieken te verzorgen, wie vertelt hen over het leven na de dood
en Gods beoordeling van je leven; heb je voor jezelf geleefd of heb jij je
rijkdom gebruikt ten gunste van anderen? Bovendien zijn die verhalen ook
slechts een middel, het gaat om degene die ze verteld heeft en dat wat Hij
voor ons betekent.
In onze tijd staat Jezus als verhalen-verteller te boek. In het verleden
hebben ze Hem al op veel verschillende manieren willen duiden. Mensen hebben
Jezus gezien als een alternatieve genezer of als een soort paranormale helderziende.
Anderen zagen Hem als politieke opstandeling, weer anderen zagen Hem als alternatieve
hippie, of ze typeerden Hem als een oosterse goeroe. Maar dat zijn allemaal
modebeelden, trends, die op hun manier Jezus in hun systeem proberen te vangen.
Onze tijd ziet Hem meer als een verhalenverteller, en dat is niet verkeerd,
mits we ook bereid zijn verder te kijken.
Wat zeiden bijvoorbeeld Jezus’ leerlingen over Hem? Zij zeiden: ‘Jezus is
Gods Zoon, Hij is God die onder ons is komen wonen, Jezus is Zelf het eeuwig
Woord’. De leerlingen zien Jezus na zijn verrijzenis in zijn ware grootheid.
En om ons een nieuw inzicht te geven over God en over de wereld, over goed
en kwaad, over zonde en vergeving, over redding en eeuwig leven, daarom vertelde
Jezus zoveel verhalen. Toch blijven zelfs die verhalen slechts een middel.
Het gaat Jezus om onze redding.
Wat zegt Jezus aan het einde van zijn aardse leven: ‘Een glas water aan
een dorstige gegeven, heb je aan Mij gegeven. Als je een naakte hebt gekleed,
heb je Mij gekleed. Als je een gevangene hebt opgezocht, heb je Mij bezocht.
Als je een zieke hebt verzorgd, heb je voor Mij gezorgd. Die rijke in het
verhaal vandaag heeft dagelijks de kans gehad om goed te doen, om God te dienen,
om God zijn liefde te bewijzen, om God te helpen, door een melaatse niet
op de vuilnisbelt te laten leven maar aan een menswaardig leven te helpen.
Jezus stelt in zijn verhaal een vraag aan ons: Ben jij die rijke? Zie jij
de nood om je heen nog? Zie je niet meer hoe rijk je bent? Zie je niet meer
hoeveel je overhoudt? Moeder Teresa had zo haar eigen manier om ons te prikkelen.
Tegen mensen uit het Rijke Westen zei ze: Blijf geven, tot het pijn doet.
Dan pas is het geven naar het voorbeeld van Jezus. Wij geven een klein deel
van wat we over hebben. Jezus geeft tot Hij eraan sterft.
Een rijke en een arme. De rijke kreeg een eervolle begrafenis. De arme stierf
en werd door de engelen gedragen in de schoot van Abraham. Het is de letterlijke
tekst van het ‘In Paradisum deducant te angeli’. Voelt u de ironie van het
verhaal? Zo’n eervolle begrafenis zegt niets over jouw entree in de hemel.
Wat had de rijke moeten doen om net als Lazarus een begeleiding te krijgen
van Gods engelen en zo naar God gedragen te worden? Die vraag mag ieder van
ons voor zichzelf beantwoorden. Amen.