Preek op zevende zondag door het jaar C, serie
2003-2004, C2004DHJ07.html.
Eucharistieviering op zaterdag 21 februari 2004,
om 19.00 te ‘s-Gravenzande.
Door pastoor Michel Hagen. AMDG.
Homilie Verleden week hoorden we vier zaligsprekingen
en vier wee-spreuken. Zalig de armen, wee de rijken, zalig die nu honger
lijden, wee hen die verzadigd zijn, zalig de bedroefden, wee hen die nu
lachen, zalig degene die gehaat wordt omwille van de Mensenzoon, wee hen
over wie de mensen vol lof spreken. Vandaag gaat Jezus daar op door en
zijn uitspraken zijn net zo appellerend en misschien wel shockerend, als
die van verleden week.
Slaat iemand op je ene wang, keer hem ook de andere
toe. Neemt iemand je bovenkleed, laat hem ook je onderkleed nemen. Steelt
iemand van je, haal het niet terug. Wie van ons doet dat. Je fiets is gestolen.
Je ziet hem drie straten verder staan. Wat doe je? Bedoelt Jezus nu dat
je hem daar laat staan of mag je hem weer meenemen?
Het is niet simpel om deze voorbeelden van Jezus
direct naar de praktijk te vertalen. Ik geef een ander voorbeeld. Jezus
zegt over het koninkrijk: Als je oog je hindert, ruk het uit. Als je hand
je aanstoot geeft, hak hem af. Het is beter gebrekkig Gods Koninkrijk binnen
te gaan dan met alles erop een eraan in de hel te belanden.
Dit zijn net zulke radicale woorden als die zaligsprekingen,
en nog moeilijker om te zetten in dagelijkse praktijk, Dan is het goed
om te kijken wat Jezus deed, wat zijn leerlingen deden, wat de Eerste Christenen
deden. Want hoe de heiligen leefden, zijn moeder, zijn apostelen en allen
daarna, is een hulp om in te zien hoe Jezus deze woorden bedoelt. Dan valt
meteen op dat het bij de Eerste Christenen nooit gewoon is geweest om handen
af te hakken of ogen uit te rukken. Wat ze wel deden was oproerkraaiers,
profiteurs en bedriegers die zich Christenen noemden, als daar een zware
reden voor was op een goed moment uit de gemeenschap zetten, en soms voelt
dat ook als het afhakken van een hand of het uitrukken van een oog.
De voorbeelden die Jezus vandaag geeft, zijn eigenlijk
wel iets toegankelijker. Want nemen we de eerste uitspraak: 'bemin uw vijanden'.
Dan hebben we het voorbeeld van Jezus Zelf. Als Hij aan het kruis hangt,
bidt Hij tot God: ‘Vader vergeef het hen, want ze weten niet wat ze doen.’
En bij de eerste Christenen hetzelfde. Stefanus bidt: ‘Heer, reken hen
deze zonde niet aan.’ Jezus zegt: ‘Bidt voor hen die u mishandelen en Doe
goed aan hen die U haten.’ We zien het gebeuren bij Jezus, bij de leerlingen,
bij de Eerste Christenen. Zij doen goed aan hen die hen haten, die hen
vervolgen en mishandelen.
Wat Jezus nu als sleutel geeft om deze woorden
om te zetten in de praktijk, is de gouden regel. U kent ongetwijfeld de
uitspraak uit het boek Tobit: ‘Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat
ook een ander niet.’ Die uitspraak neemt Jezus op, maar geeft er een positieve
formulering aan. Eerst is het een negatieve formulering, doe niet wat je
zelf niet zou willen. Maar daarvan maakt Jezus, wat gij wilt dat anderen
voor u doen, doe dat ook voor hen.
Deze gedachte hanteert Jezus ook op een ander
moment, als Hij zegt: Gij zult uw naaste beminnen als u zelf. Eigenlijk
wijst Jezus hiermee op een heel handige regel. De Joden tobden al jaren
met vragen over de Wet. Zoveel wetten en wetjes. Wat is nu het eerste gebod?
Jezus maakt het toegankelijk door deze gedachte: Jij weet wel wat goed
voor jou is. Als jij nu de ander zou zijn, wat zou jij willen dat ik voor
jou zou doen. Het verhaal van de barmhartige Samaritaan is daarin overduidelijk.
Maar, zult u zeggen, dat snap ik. Alleen als het
de tegenstander betreft, een vijand, iemand met kwade bedoelingen, moet
het dan ook? Als ik mijn andere wang toekeer, dat is toch provoceren om
nog een keer te slaan. Het is dan interessant om te zien wat Jezus deed
bij zijn veroordeling. De knecht van de hogepriester sloeg Hem in het gezicht.
Keerde Jezus toen zijn andere wang toe? Nee, Hij vroeg: ‘Waarom slaat gij
Mij?’
Steeds stoten wij hierbij op het geheim van Gods
liefde. Dat geheim is, dat zelfs als God straft, Hij dat doet uit liefde
en om ons welzijn. Nog daarbuiten gelaten hoe God straft, want meestal
lijkt het erop dat niet God zozeer straft, maar dat onze zonden zich tegen
onszelf keren en we zelf de wrange vruchten plukken van wat we tegen Gods
bedoelingen in hadden gedaan.
Een goede ouder straft zijn kind als dat nodig
is, maar zal een straf zoeken die het kind ten goede komt. In de maatschappij
probeert men dat soms ook. Taakstraffen. Zelf de graffiti opruimen die
je op de muur gespoten hebt. Zelf de kosten moeten opbrengen. Iets voor
de mensen doen die jij tekort hebt gedaan. Taakstraffen die helaas soms
ook misbruikt worden, maar de gedachte, de bedoeling erachter is goed.
De straf moet niet louter straf zijn, maar altijd een positieve uitwerking
hebben.
Daar zie je meteen ook de zwakke kant. Mensen
kunnen misbruik maken van de goede bedoeling van de wetgever en van de
overheid. Zo kunnen mensen ook misbruik maken van Gods liefde en geduld,
Gods lankmoedigheid. En die mensen zijn wijzelf misschien.
Bemin je naaste als jezelf. Wie dit serieus neemt,
begrijpt de uitspraak van Jezus: Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen,
moet gij ook hen behandelen.’ Dat gaat duidelijk verder dan wat we eerder
noemden: ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.’
Bij dit laatste kun je afwachten, hoe minder je doet, des te beter, lijkt
het. Maar op de manier van Jezus moet je actief worden, nadenken, je in
de ander verplaatsen en dat kan alleen als er in jouw hart een liefde is
die boven jouw eigenliefde uitstijgt.
En is het dat niet wat Jezus in volheid heeft
gebracht. Liefhebben zoals God liefheeft. Dat is een liefde waarbij je
de ander centraal stelt, waarin jij je verplaatst in de andere en zo erachter
komt wat goed en nodig en gewenst is voor de ander.
Dat dit helemaal Jezus’ houding is, zien we als
Jezus spreekt over de eindbeoordeling. Dan zegt Hij: ‘Ik was ziek, Ik was
hongerig, Ik was naakt, - en je hebt me niet geholpen, of juist wel.’ Hij
ervaart de dingen die wij voor elkaar doen als aan Hemzelf gedaan, zo maakt
Hij zich één met ons. Jezus is gekomen om ons die nieuwe
liefde te leren. Door Hem als voorbeeld te nemen, neem je de nieuwe liefde
as voorbeeld en dat is de liefde die van deze aarde het paradijs maakt,
dat is de liefde waarmee wij binnenkomen in Gods Koninkrijk, dat is de
liefde die samenvalt met het Beloofde land. Mogen wij die liefde ontvangen,
daarruit leven en doorgeven. Amen.