Preek op vijfde zondag door het jaar C, serie
2003-2004, C2004DHJ05.html.
Eucharistieviering op zterdag 7 en zondag 8 februari
2004, om 19.00 te Monster (gezinsviering)
en 09.30 en 11.00 uur te Heenweg en Hoek van
Holland. Door pastoor Michel Hagen. AMDG.
Diaconaal weekend, aangepaste lezingen.
E.L.: Deut. 30, 10-14
Ev.L.: Lc. 10, 15-137
Homilie Eigenlijk zou je een parabel niet uit moeten
leggen. Maar de ene parabel is de andere niet. Soms vertelt Jezus een parabel
als een soort zoekplaatje; om over na te denken dus. Een andere keer is
het juist een pakkende illustratie, een soort spiegelverhaal bij een van
de geboden. Dat is het vandaag. We hoorden het in de eerste lezing: Mijn
geboden zijn niet te zwaar, ze zijn niet onbekend of moeilijk te vinden,
je hoeft ze niet in de hemel te gaan halen, of ver over zee te reizen.
Waar is het Woord van God, waar is Gods wet? Dichtbij, in je mond en in
je hart.
We kennen allemaal ons geweten, wie z’n geweten
volgt, komt heel dicht bij Gods wet. In je hart voel je dat je niet mag
doden, niet mag stelen, niet mag liegen. Je voelt dat je trouw moet blijven
in je huwelijk en je blikken niet begerig alle kanten op moet laten gaan.
Het is iets natuurlijks dat je vader en moeder in ere houdt, en het is
iets natuurlijks dat je God in ere houdt. Het is in je hart, het is in
je mond, je kunt het volbrengen, want je weet het. Eigenlijk heb je geen
leraar nodig. God heeft door de natuur, door de schepping, zijn wet al
in je hart gelegd. Je krijgt het met je geboorte al mee.
Maar waarom heeft God dan toch zijn Zoon gezonden.
We weten het immers allemaal al van nature. We weten hoe het moet, hoe
het hoort, en toch lukt het niet. Net als die wetgeleerde in het Evangelie.
Hij vraagt het, maar eigenlijk weet hij het wel. Juist deze man, die heel
zijn leven al de Wet van Mozes bestudeert. God echt beminnen, boven alles,
en net zo goed zijn voor je naaste als dat je normaal bent voor je eigen
vlees en bloed; dat is de kern van de wet. Hij weet het. Het is de goedheid
van Jezus dat hij nog een mooie parabel te horen krijgt ter illustratie.
Dus nogmaals, als we het van nature al weten,
waarom hebben we dan Jezus nodig? De overeenkomst tussen Jezus en ons is,
dat we allebei weten wat we moeten doen. Het verschil tussen Jezus en ons
is, dat Hij het inderdaad doet en wij niet. Dat is niet helemaal absoluut.
Natuurlijk doen wij ook wat we moeten doen. Maar helaas al te dikwijls
merken we dat we tekort schieten. Juist dan, wanneer we weten wat er gedaan
moet worden maar het niet doen.
Maar misschien zegt u, net als de apostel Tomas:
‘Heer wij weten niet waar U naar toe gaat, hoe moeten we dan de weg kennen?’
Misschien zegt U, ik weet dikwijls wel wat ik moet doen, maar vaak weet
ik toch ook niet wat het goede is, vaak weet ik niet wat ik moet kiezen,
wat ik moet doen. Dus vraag ik me af: klopt die stelling dan wel: ‘Het
Woord is dicht bij u, het is in uw mond en in uw hart. Gij kunt het dus
volbrengen?’ Klopt die uitspraak wel? Ja, in theorie klopt het, maar in
de praktijk niet helemaal. Wie in een gezin opgroeit waar iedereen steelt,
weet diep van binnen dat het niet hoort, want binnen dat gezin mag je natuurlijk
niet stelen. En je weet dat het ook van de politie niet mag. Maar weten
en weten is dan toch twee.
Wie opgroeit als kind van een maffiabaas en van
jongs af leert dat je door corruptie de boel draaiend moet houden, die
weet natuurlijk wel dat eerlijkheid iets goeds is, je hebt allemaal vertrouwensbanden
nodig. Dus zou je het ook naar de buitenwereld moeten doen, net als dat
je het in je vriendekring doet. Maar dat weten wordt dan wel erg overschaduwd
door een andere praktijk.
Weten en weten is twee. Vandaag staat de diaconie
centraal in onze parochies van de HGMP. Diaconie, de dienst aan elkaar.
Zoals die Samaritaan dienstbaar was aan een onbekende Jood. Dienstbaarheid
die hem meer kostte dan even een lift op de rug van een ezel, meer dan
een glas water of een pleister op de wonde. Het kost hem zijn dag, het
kost hem geld, hij betaalt voor hem het ziekenhuis, de verzorging, de behandelmaterialen,
en hij betaalt het zonder beperking. Was hij zo rijk? Misschien had hij
een goede handelsdag gehad, misschien ook niet. Het staat er niet bij dat
hij rijk was. Hij deed het.
Vanuit de diaconie hebben we deze keer wat extra
aandacht voor eenzaamheid. We leven in een vreemde tijd. De tijd van het
individualisme. Dat betekent dat er veel meer dan vroeger aandacht is voor
de mens op zichzelf, voor de eigen leefwereld. De economie, ofwel ons kapitalistisch
systeem met haar vrije markt, waar we ons zo aangenaam in koesteren, heeft
dat steeds bevorderd. Want de economie heeft meer aan een huis waar drie
of vier of vijf televisies staan, dan een huis met maar één
TV in de woonkamer. De handel heeft er meer aan dat vader en moeder en
zoon en dochter een eigen woning heeft, een eigen auto en een eigen walkman;
eigen mode, eigen CD’s, eigen uitgaansgelegenheden enzovoort. Ons maatschappelijk
systeem bevordert individualisme.
Maar dan is daar ook de keerzijde. Het is aardig
wanneer jij als persoon meer tot je recht komt. Maar doe je dat door meer
zelf te bezitten, meer met jezelf bezig te zijn, meer in jouw zelf geschapen
wereld te leven? Of doe je dat door jouw talenten ten dienste te stellen
aan God en de naaste? Doe je dat door de ander centraal te stellen en niet
jezelf? Economisch individualisme maakt ons egoïstisch. Persoonlijkheidsontwikkeling
naar het model van Jezus maakt ons tot barmhartige Samaritanen.
Nu komt overal altijd een reactie op, ook op die
trend van verdergaande individualisering. Maar de mens is zwak, en je komt
daar minder snel los van dan je denkt. Het kost kracht en inspanning. Misschien
dat we daarbij iets kunnen vinden die naar twee kanten werkt, bijvoorbeeld
het bestrijden van de eenzaamheid. Eenzaamheid is voor een deel het gevolg
van de individualisatie, gezinsverbanden worden losser, de gezinnen worden
kleiner, we wonen verder weg, we hebben het drukker met onze eigen dingen.
Maar eenzaamheid is gemakkelijker te doorbreken dan we denken. Als alle
mensen vier personen uitkiezen om regelmatig een bezoekje te brengen, boodschappen
te doen, een helpende hand te bieden, dan verdwijnt de meeste eenzaamheid.
Als we daarbij ook oog hebben voor de onbekende, die geen familie is of
iemand uit het buitenland, dan gaat het nog beter.
Het kunnen twee familieleden zijn, je ouders,
ooms, tantes, een zieke neef of nicht, en twee buiten de familie, zomaar
in de straat, of vanuit de werkgroep ouderenbezoek, of via de Zonnebloem.
Verdwijnt zo de eenzaamheid? Er is natuurlijk
ook een eenzaamheid die in de diepte van de ziel aanwezig is. Daar heeft
de mens zijn relatie met God, daar is de mens werkelijk individueel, maar
ook daar kunnen we elkaar helpen. Daar zij we Kerk voor. En er is een heilzame
eenzaamheid, waar je van tijd tot tijd doorheen moet om te groeien, de
stilte in, net als Jezus. Moge dit diaconale weekend iets goeds bewerken.
Amen.
Reacties? Stuur
een e-mail.