Preek op vierde zondag door het jaar C, serie
2003-2004, C2004DHJ04.html.
Eucharistieviering op 31 januari en 1 februari
2004, om 19.00 te Poeldijk
en 09.30 en 11.00 uur te Poeldijk en Monster.
Door pastoor Michel Hagen. AMDG.
E.L.: Jer. 1, 4-5. 17-19
Ev.L.: Lc. 4, 21-30
Homilie Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: ‘Geen profeet wordt
aanvaard in zijn eigen vaderstad’.
Is dat zo? Kun je dat in het algemeen zeggen?
Als je naar de sport kijkt, dan zie je toch dat clubs na een mooie overwinning
met veel feestelijkheden worden ingehaald, sporters die goud bereiken,
sommigen worden geëerd met een lintje. Schrijvers krijgen een standbeeld
in hun geboortplaats, anderen een straatnaam. Worden mensen niet geëerd
in hun geboortestad? Jawel, soms wel wat laat, maar velen krijgen toch
heel wat eer.
Maar let op, Jezus spreekt over een profeet. En
dan ligt het anders. ‘Geen profeet wordt aanvaard in zijn eigen vaderstad.’
Wat doen profeten? Meestal verkondigen ze onheil, straf, verbanning, oorlog,
Gods dreigende toorn. Denk aan Jona met Ninive, of denk aan Jeremia. Vandaag
horen we enkele verzen uit zijn roepingsgeschiedenis. Geroepen worden om
profeet te zijn is geroepen woorden om Gods Woord te verkondigen.
Jeremia doet dat op allerlei manieren. In hoofdstuk
27 en 28 lezen we hoe Jeremia een juk maakt en dat op zijn schouders neemt
en zo rondloopt. Hij moet een boodschap duidelijk maken. Het volk moet
het juk aanvaarden dat op hen komt. God zal ze erdoorheen helpen. Het juk
op de schouders van Jeremia is een profetisch teken. Maar dan komt er een
tegenprofeet, Chananja. Tegen hem had Jeremia gezegd: ‘Alle profeten tot
nu toe hebben aan machtige landen en grote rijken steeds onheil verkondigd.
Als een profeet heil verkondigt, dan kan hij pas als een gezondene van
de Heer worden erkend, wanneer zijn woord in vervulling is gegaan’. Chananja
rukt het juk van de schouders van Jeremia, breekt het in stukken en zegt:
‘Zo zal de Heer het juk verbreken’.
Profeten zijn eigenlijk per defenitie onheisprofeten.
Ze moeten eenvoudigweg zeggen wat God te zeggen geeft. En Jezus doet dat
net zozeer als Jeremia. Een profeet is bedoeld als een kans voor de mensen
waar hij naartoe wordt gezonden. Een kans op een nieuwe tijd met God. Maar
God hoeft geen profeet te zenden, als het allemaal heel goed gaat, als
mensen leven naar zijn Verbond. Wanneer God zijn Zoon zendt, is dat niet
omdat wij er klaar voor zijn, omdat de wereld eindelijk zover is om Gods
Zoon te ontvangen. God zendt zijn Zoon om ons te redden. Jezus is een redder.
Maar als hij in zijn stad komt, is het maar de vraag of zijn stad gered
wil worden. Vooral als die redding bekering vraagt.
Jezus heeft ook een bepaalde manier om als profeet
op te treden. Simeon had over hem al een profetenwoord gesproken, Jezus
was nog maar een baby: ‘Zie, dit Kind is bestemd tot val of opstanding
van velen in Israël, tot een teken dat weersproken wordt, opdat de
gezindheid van vele harten openbaar moge worden; ...’. Waar hadden we zoiets
al eerder gehoord? Veel eerder, toen Mozes een toelichting gaf op de Wet.
Mozes sprak tot het volk: ‘Blijf denken aan heel die tocht van veertig
jaar, die de Heer uw God u in de woestijn heeft laten maken. Hij heeft
u toen vernederd en op de proef gesteld om uw gezindheid te leren kennen:
Hij wilde zien of jullie zijn geboden zouden onderhouden of niet’.
Jezus doet wat God doet. Hij stelt op de proef.
Hij brengt de gezindheid van de harten aan het licht. Dat is ook zijn zending.
Jezus pakte het woord van Jesaja op: de Geest heeft Mij gezonden om aan
armen de Blijde Boodschap te brengen. Maar de vraag is, of de inwoners
van Nazaret, tussen wie Jezus is opgroeid, zich bij die armen willen rekenen.
Willen zij een profetenwoord horen, willen zij zich bekeren, vinden ze
dat wel nodig? Jezus brengt, of ze willen of niet, hun innerlijk aan het
licht.
Hoe doet Hij dat? Hij draagt niet een juk, zoals
eens Jeremia. Maar later zal Jezus een kruis dragen, waaraan Hij zal sterven.
Hier wordt Hij al voortgejaagd naar de stijle rand van de berg, om eraf
gegooid te worden. Één woord, één korte preek
van Jezus en de hele synagoge is in rep en roer. Hij vergelijkt hen met
de tijd van Elia enElisa, met de tijd van de slechte koning Achab en zijn
vrouw Izebel, met de jaren van Gods straffende toorn, van hongersnood en
Baälprofeten. Jezus vergelijkt hen met de ongehoorzamen, met de afgodendienaars.
Jezus spreekt een hard woord, zoals Hij dat vaker doet. En in plaats van
dat harde woord aan te nemen en zich af te vragen of er iets in is dat
op hen van toepassing kan zijn, worden ze boos en de boosheid brengt hen
tot moord.
Alles wat in hun hart leeft, komt aan het licht.
Deze week hoorden we in de vieringen de geschiedenis van koning David met
de mooie Batsheba. Koning David verlangt naar haar. Maar ze is getrouwd.
Het wordt echtbreuk en ze wordt zwanger. David probeert het te verdoezelen,
maar al zijn plannetjes mislukken, en in het nauw gedreven laat hij hem
aan het front opstellen en de troepen terugtrekken. Van kwaad tot erger,
van ‘kijken’ naar overspel, van overspel naar intriges en ander bedrog,
van bedrog tot moord.
Hier vandaag zijn we in Nazaret. Eerst is er verbazing,
maar de verbazing wordt geen nieuwsgierigheid, de verbazing wordt geen
openheid, het wordt geen ontvankelijkheid voor een Woord van God. De verbazing
keert om in ongeloof, ongeloof keert om in boosheid, boosheid in aggressie,
aggressie in zinloos geweld. Ze staan op het punt Jezus te vermoorden.
Jezus brengt met een paar woorden aan het licht wat er leeft in hun harten.
En dan is het genoeg. Hij heeft hen geopenbaard waartoe zij geneigd zijn,
maar zijn uur is nog niet daar, zijn uur zal zijn in Jeruzalem als het
teken van het nieuwe Verbond wordt opgericht, het Verbond tussen hemel
en aarde.
Wat is de boodschap aan ons. Hoe komt het dat
die boosheid zo op kon lopen. Hoe kon David zo afglijden. Waarom was hij
niet bij zijn mannen in het veld, was hij de koninklijke luxe teveel gaan
waarderen? Alles kreeg hij van God, waarom nemen wat je niet gegeven wordt.
Kon hij niet wachten? Hij bedroog een van zijn trouwste mannen? Waarom
worden de stadsgenoten van Jezus zo boos? Ze denken dat ze Hem kennen.
Ze willen dat Hij doet wat zij vragen. Maar Jezus is niet gekomen om te
doen wat wij vragen. Hij is gekomen om te doen wat God wil. En Hij wil
hen en ons leren om te doen wat God wil.
Wij zijn katholiek, we weten wel waar het over
gaat. En de katholieke Kerk, we kennen haar zwakheden. Bisschoppen en priesters,
we kennen hun zonden. Katholieken zelf geven vaak af op hun eigen Kerk.
De Kerk is zó gewoon, dat we haar Boodschap niet meer horen. Velen
luisteren eerder naar een cabaretier dan naar onze bisschop, luisteren
eerder naar de Dalai Lama dan naar de paus. En als de paus iets zegt wat
hen niet aanstaat of waar ze het niet mee eens zijn, dan zijn de opmerkingen
niet van de lucht.
Het is nu niet zoveel anders als toen. Ook de
gezindheid van onze harten komt aan het licht als God zijn woord spreekt.
Met misschien dit verschil. Wij kunnen leren van hun fouten. Wij kunnen
de kans benutten die God geeft en ons hart laten raken. Amen.
Reacties? Stuur
een e-mail.