Preek op kerstavond, serie 2003-2004, C2004ADVKERST01.html.
Eucharistieviering in de parochiekerk te Poeldijk op kerstavond,
24 december 2003, 19.00 uur, gezinsviering.
Door pastoor Michel Hagen. AMDG.
Ev.: Luc. 2, 1-14
Homilie
En eindelijk is het Kerstmis. Hoelang zijn we al aan het voorbereiden. Hier
in de kerk al vier weken. Dat kun je zien aan de Adventskrans. Vier kaarsen
branden, we zitten in de vierde week. We hebben de kerststal opgebouwd, de
kerk versierd. En wat hebben we nog meer gedaan deze vier weken? We hebben
een boeteviering gehad, we hebben alle zondagen gelezen over wat er gebeurde
voordat Jezus geboren werd.
Thuis en op school hebben jullie natuurlijk ook Kerstmis voorbereid. We willen
altijd iets extra’s doen omdat het Kerstmis is. Maar, jullie hoorden in het
verhaal dat ook heel veel mensen geen tijd hadden voor Jezus en voor God.
De herbergier had het veel te druk met zijn klanten. De rijke mevrouw had
het veel te druk met haar geld en dure dingen. De bakker heeft het te druk
met zijn winkel. Alleen de herders, die geen geld hebben en geen herberg
en geen winkel, die alleen hun schapen hebben, die herders hadden wel tijd
voor de boodschap van de engel.
Laatst hoorde ik bij de zusters van Moeder Teresa nog zo’n verhaal. Ik zal
het vertellen. Op een keer heeft Maria heel vreemd gedroomd. Als ze wakker
wordt zegt ze tegen Jozef. Ik heb toch zo’n rare gedroomd. Het ging zo: We
zouden de verjaardag gaan vieren van Jezus. Dat doen we tenslotte elk jaar.
Ik kijk rond wat de mensen allemaal aan het doen zijn. Ze zijn druk bezig,
zeker vier weken lang. Ik zie mensen hun huis versieren met lampjes. Dat
ziet er leuk uit. Ik zie mensen die nieuwe kleren kopen. Wat zien ze er deftig
uit. Ik zie mensen cadeautjes kopen, hele dure cadeaus zijn erbij. Maar wat
gek. Er zijn geen kleertjes en geen cadeautjes voor Jezus bij. Ze geven niets
aan arme mensen.
Dan kijk ik verder. Ik zie de mensen de cadeautjes inpakken. Ze nemen mooi
papier en doen er strikken omheen. Ze leggen het onder een boom. Echt waar
Jozef, ze zetten een boompje in hun huis. Die boom versieren ze ook. Mooie
ballen in de takken en andere versieringen. Een mooie punt in de boom, het
lijkt een soort engel. Het ziet er schitteren uit en alle mensen lachen ook.
Ze lijken heel gelukkig en blij met zoveel cadeaus.
Maar Jozef, het is zo vreemd. Ze geven die cadeautjes aan hun eigen kinderen
en aan elkaar, terwijl ze al rijk zijn. Ze geven geen cadeautjes aan Jezus,
niet aan arme kinderen. Is dat niet gek. Ik zie ze heerlijk eten klaarmaken
en gezellig samen eten. Maar ik zie geen arme mensen aan hun tafel. Ik denk
eigenlijk dat ze Jezus niet eens kennen. Is dat niet gek? Ze vieren zijn
verjaardag, maar ze kennen Hem niet eens meer. Ze geven cadeautjes, maar
niet aan Jezus. Niet aan zieken, niet aan eenzamen, niet aan vluchtelingen.
Het was zo’n vreemde droom, ik dacht even: ‘Stel dat Jezus nu naar dit verjaardagsfeest
zou komen, dan zouden ze Hem vast wegsturen als een indringer. Het was allemaal
zo mooi en rijk en iedereen leek zo gelukkig, maar, Jozef, ik begon te huilen.
Gelukkig was het maar een droom. Stel je toch eens voor dat het echt was
geweest, ik moet er niet aan denken.