Preek op de veertiende zondag door het jaar B, 
serie 2002-2003

ARCHIEF PREKEN VAN DE WEEK

Voor de tekst van de Evangelie-lezing van deze dag en een meditatie 
klik hier en zoek de juiste week 

KLIK HIER OM DE PREEK TIJDENS DE VIERING VAN HET LAATSTE WEEKEND TE BELUISTEREN (Real Audio) 
KLIK HIER OM DEZE VIERING IN ZIJN GEHEEL TE BELUISTEREN (Real Audio)


Reacties? klik hier en stuur een e-mail. 

Preek 

Overweging op de veertiende zondag door het jaar B, B2003DHJ14.html,
zaterdag 5 juli 2003, 19.00 uur ’s-Gravenzande, 
zondag 09.30 uur ’s-Gravenzande, 11.00 uur Poeldijk. A.M.D.G. 

E.L:  Ez. 2, 2-5
Ev:    Marc. 6, 1-6

Homilie

Het is een bijzondere omstandigheid, vandaag in het Evangelie. Jezus komt thuis, in zijn vaderstad. En dan staat er: “Hij kon daar geen enkel wonder doen”. En: “Hij stond verbaasd over hun ongeloof”. 

Weet u waar dat me aan deed denken? De eerste helft van de vorige eeuw, een jonge seminarist komt thuis tijdens de vakantie. De hele normale orde in het gezin is gewoon een beetje verstoord. En wat gebeurt er als hij zijn eerste Mis opdraagt? Hij wordt ingehaald als een koning. Zoals het nu zou gaan bij iemand die Wimbledon of de Tour de France wint. Optocht, fanfare, koets met paarden, de burgemeester erbij. Wat een schril contrast met dit Evangelie. Jezus kon daar geen enkel wonder doen. 

Wat dat aangaat lijkt het Evangelie wat meer op onze tijd. Als iemand nu priester wordt, is alles veel gewoner, natuurlijk zijn mensen blij, parochianen die weten dat hij in hun parochie benoemd gaat worden. Maar buiten de Kerk zul je er weinig van merken.  

Het roept wel de vraag op waar het nu om gaat. In het Evangelie kan Jezus deze keer geen wonder doen, letterlijk: Hij kon zijn kracht niet uitoefenen, zijn kracht kon niets uitwerken. Waarom niet? Vanwege hun ongeloof. 

Jaarlijk verschijnen er tegenwoordig wel een paar onderzoeken naar het geloof in onze tijd. Steevast is de uitkomst dat de gemiddelde Nederlander wel gelooft, maar dat hij of zij dat niet meer via een kerk doet. Wel geloven, niet via de Kerk. Een jaar of twintig geleden hoorde je nog: Jezus ja, Kerk nee. Jezus was wel in, dat zag je vooral in de zestiger jaren, een Jezus look, lang haar, een baardje en alternatieve kleding, hippies voelden zich een andere Jezus, maar dat was louter uiterlijke navolging. Enige tijd later wordt er plotseling gesproken over het instituut kerk. Niemand had de Kerk ooit een instituut genoemd. Het taalgebruik verandert, de harten veranderen. Reacties op eenzijdigheden en menselijke tekorten, of gewoon luiheid en opgaan in de euforie van de moderne wereld met zijn vooruitgang en aantrekkelijkheden? 

Als je nu zo’n onderzoek zou houden, wat zou er dan uitkomen? Misschien zeggen mensen nog wel ja op Jezus, maar het is slecht aan het oppervlak. Want wie verdiept zich in zijn leven? Wie maakt tijd om over Hem te lezen of zijn Evangelies te lezen? Laatst stond ik voor mijn boekenkast en ik zag de boeken uit de tijd dat ik arbeidsmarktpolitiek en personeelsbeleid studeerde. Dikke boeken, in de kast een meter lang. En als ik dan het Evangelie zie, een klein boekje. Hoeveel tijd moeten kinderen in de studie stoppen, hoeveel vakbladen houden we bij, hoeveel ontspanningslectuur zien we, wat lezen we voor onze gezondheid, voor onze hobby’s, boekjes over vissen, over bridgen, boekjes over geschiedenis. We lezen wat af. En hoeveel lezen we in Jezus’ levensverhaal, zijn Evangelies? 

Als Jezus in deze tijd terug zou komen, zouden de mensen dan wild enthousiast zich om hem staan te verdringen? Ik denk het niet. Jezus is veel te gewoon geworden. In onze tijd zoeken wij iemand als Rasti Rottelli, of Jomanda, het moet bijzonder zijn. Maar Hij is gewoon, Hij doet wat Hij namens God mag doen. Mensen willen wel geloven in een bijzonder iemand, maar in een gewoon iemand geloven, dat is veel lastiger. 

Is dat ook niet het probleem met de Kerk. De Kerk is eigenlijk heel gewoon, gewone mensen, gewone mannen als priester, gewone gebeden, gewone muziek, het is allemaal voorspelbaar. Gewoon brood, gewone wijn. Tegelijk is het de vraag: hoe gewoon is het? Ofwel: Hoe ziet God de dingen en hoe zien wij de dingen. Het Evangelie is geschreven vanuit een Goddelijke invalshoek. Maar wij zien de dingen hoofdzakelijk met mensenogen. Hoe ziet God Jezus. Hoe zien wij Jezus. Wat betekent dit stukje Brood en die Wijn voor God en wat betekent het voor ons? Als Jezus zegt: “Dit is mijn Lichaam, dit is mijn Bloed!” Wat ziet Hij er dan in, wat ziet de Vader er dan in en wat zien wij erin? 

De dorpelingen vinden Jezus te gewoon, ze kennen zijn moeder Maria, zijn familie, met Jacobus en Jozef en Judas en Simon, zijn neven en nichten, zoals dat in een dorp gaat. Er staat: Waar heeft Hij dat vandaan? Ze zijn verbaasd. Maar in plaats dat die verwondering leidt tot verdieping en geloof, leidt het tot afwijzing en ongeloof. Dan betekent het: Wat verbeeld Hij zich wel? Zo gaat het met de Kerk ook: De Kerk is ons zo vertrouwd dat we haar echte betekenis niet meer zien, en dat is begrijpelijk, want dat is iets aan de binnenkant. De uiterlijke schoonheid, de vorm is alleen maar verwijzing naar de innerlijke schoonheid. 

De dorpelingen van Nazaret, hebben een geweldige kans gemist. Jezus had in hun dorp een nieuw begin kunnen scheppen. Maar dat vraagt dat ze Hem hun vertrouwen en hun geloof schenken. Dat ze zijn gewone mensenwoorden aanvaarden omdat God daar doorheen spreekt. Dat ze zijn gewone mensen genezingen aanvaarden als een teken van God, dat ze zijn gewone menszijn aanvaarden als een uiting van Gods betrokkenheid op ons. Maar omdat ze dat niet kunnen, kan Jezus in de tekenen die Hij doet ook niet meer betekenen en uiteindelijk kan Hij er niet werken. 

Wat daar met Jezus gebeurt, gebeurt ook hier en nu met de Kerk. Aan de ene kant is de Kerk in vele ogen iets afstandelijks, een instituut. Aan de andere kant komt men er graag rond dopen, huwelijken en uitvaarten. Aan de ene kant zie je mensen de liturgie bewonderen, de glas in lood ramen, de zang, de bouw van de kerk, de gewaden en de kleuren, maar aan de andere kant willen we dat de Kerk alle mooie dingen weg doet, gewone stoelen, gewone muziek, gewoon zijn. Aan de ene kant zie je mensen die de Kerk opzoeken en verwachten dat de Kerk er altijd voor je is. Maar aan de andere kant kunnen ze de kerk week in week uit omruilen voor allerlei andere bezigheden. 

Dat heeft te maken met de eerste lezing. Daar zegt God tegen Ezechiël: “Dit is een opstandig volk, dat zich tegen Mij verzet.” Ten diepste gaan wij zo ook met God om. God moet er zijn, wanneer wij Hem zoeken, wanneer wij Hem nodig hebben. God is aan de ene kant te gewoon, we zien Hem in zijn schepping, de natuur, de mensen. Aan de andere kant is God te bijzonder, je kunt Hem niet zien, niet aanraken, Hij is de Schepper van alles. Zoals mensen met God omgaan, zo gaan ze met Jezus om en zo gaan ze met de Kerk om. 

Laatst hoorde ik op de radio een liedje. Zoals in 80% van de gevallen een liefdeliedje over een mooie vrouw. Het had dit refrein: “Nee, meer nog dan ik eigenlijk toegeven wil, zij maakt het verschil.” Kent u het, ik heb de melodie zo niet paraat: “Zij is geen medicijn tegen het tikken van de klok, geen hoop, geen gids, geen haven in de nacht...” Waarom schrijven we zo’n tekst niet over Jezus? Want Hij maakt het verschil. Hij is geen medicijn tegen allerlei problemen, Hij is geen tovenaar die jou een lekker leven geeft, geen middel tegen eenzaamheid of economische recessie, geen onverwachte oplossing in onze politiek, Maar, meer nog dan je misschien toegeven wil: Hij maakt het verschil. Amen.

Reacties? Stuur een e-mail


Terug naar top van deze pagina 

Terug naar homepage  

 NedStat statistiek