Luister naar de feestelijke viering met koor en orkest in real audio
Preek op kerstmorgen in het jaar C, serie 2000-2001,
C2000CHRST05.html.
Jongerenviering in de parochiekerk van de H.
Bartholomeus te Poeldijk,
door pastoor Michel Hagen, ma. 25 december 2000,
10.30 uur.
A.M.D.G.
Thema: Met Licht op weg
Zang: Groot Deo
Sacrum koor met orkest
E.L:
Jes. 52, 7-10
T.L:
Hebr. 1, 1-6
EV.:
Joh. 1, 1-18
Homilie
- In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God.
- En het Woord was God.
- God.
Kent u Hem?
Kent U God? Zou U mij kunnen vertellen Wie Hij
is?
Gisteren ging het over Frits, vandaag gaat het over Thomas. Het derde deel van de kerstverhalen trilogie. Gisteren voor de kinderen over Sanne, voor de jongeren en de nachtmis over Frits. Vanmorgen over Thomas. Het zou ook kunnen gaan over Sonja of Sophie of Peter, het maakt niet uit. Thomas is op zoek, op zoek naar God, maar hij kan Hem niet vinden. Thomas is niet gelovig opgevoed, eigenlijk weet hij niets over God, maar het onderwerp interesseert hem.
Wat is nu eigelijk Goddelijk? Hij slaat de krant open en leest een verslag van een wijnimporteur met Braziliaanse wijn, wijn met een goddelijke afdronk, staat er. Zou die wijnkenner iets kunnen vertellen van wat goddelijk is. Hij stuurt een e-mail en heeft de volgende dag al antwoord. Ze sturen wat mailtjes heen en weer, zodat Thomas zijn vraag kwijt kan. Wat verstaat u onder goddelijk? O, ik hoop dat u zich daar niet aan stoort, maar een goddelijke afdronk, daarmee bedoel ik dat dit een godendrank is, in de hemel kan hij niet beter zijn. Gelooft u dan in een God en in een hemel? Nee, dat niet, ik geloof in wijn, en speciaal in onze Braziliaanse wijn. Maar als u niet in iets goddelijks gelooft, dan betekent een goddelijke afdronk ook niets. Daarmee eindigt de e-mail communicatie.
Hij is er niet veel mee opgeschoten, behalve dit, dat er blijkbaar mensen zijn die over goddelijk spreken, maar er zelf niet in geloven.
Dan leest hij in het blad Voetbal over Ajax, blijkbaar is de journalist helemaal Ajax-gek, want hij schrijft over de godenzonen, met onder hen de grootste van allen, Cruijf, hun verlosser. Nou, zulke dingen had hij tot nu toe alleen in religieuze tijdschriften gelezen. Hij belt de redactie op en krijgt de schrijver aan de lijn. U noemt hen godenzonen? Jazeker, dat zijn het toch, moet je die body’s en die koppen zien, ze kunnen zo meedoen met een Mister World verkiezing. Bedoelt u dat Mister World goddelijk is? Wat bedoelt u met goddelijk? O, dat is gewoon een literaraire vrijheid, goddelijk, gewoon, je kunt je niets beters voorstellen. Dus goddelijk is bij u eigenlijk gewoon menselijk en als er morgen een betere voetballer opstaat, dan is hij plotseling god. Hiermee kwam hij ook niet verder.
Dan leest hij in de krant van ene dominee Kuitert. Hij schrijft over God, hele boeken. Hij belt hem op en hij mag langskomen. U schrijft over God, kunt u mij vertellen wat goddelijk is? Helaas, het spijt me, maar daar zit precies het probleem. Alles van boven, dat komt van beneden. Hè, wat bedoelt u. Iets komt van boven of van beneden. Nee, alles wat van boven komt, dat komt van beneden. Alles wat wij over God zeggen, kom uit onze eigen menselijke ervaring. O, dus God bestaat niet? Nee, ik zeg niet dat Hij niet bestaat. Maar u weet dus eigenlijk niets over Hem, want alles wat u weet komt van hier beneden en niet van boven? Daar schiet hij ook niets mee op.
Thomas ziet ‘s-avonds een televisiedocumentaire over Jomanda. Dat lijkt hem wel wat. Ze zegt dat ze verbonden is met een kosmische kracht. Dat is dus van boven. Zij moet hem kunnen vertellen wie God is, en wat goddelijk is. Helaas, het lukt hem niet haar aan de telefoon te krijgen. Een van de medewerkers zegt: zet u maar een glas water voor de TV tijdens een van de uitzendingen, dat werkt ook. Dat was het dan. Dit zou misschien wel een aardig onderwerp voor Kuitert zijn, denkt Thomas. Alles wat bij haar van boven moet komen, komt in feite van beneden.
Goddelijk, God. Wie zegt mij nu wat Goddelijk is? Maar wacht n’s, wanneer ik het het goddelijke kan snappen, dan is het voor mij niet goddelijk, dan is het menselijk. Dus het wordt nog ingewikkelder. Wat is goddelijk? ‘s-Avonds staart hij naar de heldere sterrenhemel. Is het heelal goddelijk? Of is het misschien eindig, beperkt? Maar wat is er dan achter de grens van het heelal? Thomas komt er niet uit.
Vandaag is het 25 december. Wacht eens, mijn opa is gelovig, zal ik het hem eens vragen, kan ik hem gelijk een goede kerst wensen en zie ik meteen nog een paar familieleden. Opa, u bent toch gelovig. Kent u God, weet u wat goddelijk is? jazeker jongen? Thomas gelooft zijn oren niet, daar zegt zijn eigen opa dat hij God kent. Vertel eens.
Ik weet niet of ik het je kan uitleggen. Ja daar schiet ik weinig mee op. U kunt het toch op zijn minst proberen. Weet je, toen ik jong was, dacht ik dat het goddelijk was als je sterk was, net als de romeinse halfgoden, sterker zijn dan alle anderen. Maar bij die goden was het een zooitje. Die pleegden overspel en moordden. Dat vond ik dus niet goddelijk. Toen keek ik naar de god van de filosofen. Maar de filosofen maakten van God een onbewogen ijskonijn. Er was wel een god, maar daar kon je toch niet bij. Daarna vond ik nog mensen die zeiden dat alles goddelijk was, wijzelf ook. Ja, mooi niet, dan ben ik zeker mijn eigen schepper. En toen leerde ik je oma kennen. Op kerstavond, zij nam mij voor het eerst mee naar de kerk, en bij de kerststal zei ze, kijk Jezus, Gods Zoon. En ineens snapte ik het. Precies, dat is goddelijk, dat is God, als Hij zo klein kan zijn, zo dienstbaar aan mensen, kwetsbaar als een baby, afhankelijk als een zuigeling, overgegeven aan vader en moeder. De grootste die de kleinste wordt. Niets opschepperigs, niets stoers, niets van dat alles. Jongen, dat is echt goddelijk. Maar, opa, u hebt dus begrepen dat Jezus God is. Maar mijn stelling is dat wij mensen iets dat echt goddelijk is niet kunnen begrijpen. Dan zit ik toch nog met een probleem. Heb ik dan gezegd dat ik God had begrepen, nee jongen. Ik heb alleen begrepen dat zo klein worden, en zeg maar rustig, zo onbegrijpelijk klein, dat ik dat goddelijk durf te noemen.
Was hij daarvoor nu al die tijd bezig geweest? Zijn eigen opa, de kerk om de hoek, een kerststal, het geloof van oma. Thomas moet plotseling enorm lachen. Opa, weet u, ik geloof .... dat ik geloof!
Amen.