Preek op kerstmorgen in het jaar C, serie 2000-2001,
C2000CHRST04.html.
Dageraadsmis in de parochiekerk van de H. Bartholomeus
te Poeldijk,
door pastoor Michel Hagen, ma. 25 december 2000,
08.45 uur.
Kerstgedicht, (©pastoor Michel Hagen, december
1996).
A.M.D.G.
Thema: Met Licht op weg
Zang: Groot Deo
Sacrum koor met orkest
E.L:
Jes. 52, 7-10
T.L:
Hebr. 1, 1-6
EV.:
Joh. 1, 1-18
Homilie
Tijdens het lezen kan het e.e.a. uitgebeeld worden.
Een bere-rijke jongen van een jaar of tien,
heeft werk’lijk bergen knuffels, een miljoen
misschien,
en speelgoed, auto’s, eindeloze dozen vol,
het nieuwste van het nieuwste, niets is hem te
dol.
Hij schept ook altijd op dat hij de rijkste is,
zijn schoenen en zijn jack zijn altijd reuze
blits.
“Mijn vader”, zegt hij, “is de grootste directeur”,
dat kun je zien, hun huis heeft o zo’n sjieke
deur.
Maar ondanks al dat speelgoed is hij ‘s avonds
laat
heel vaak bedroefd als vader naar zijn werk toegaat,
als moeder wegmoet, want ze hebben het zo druk,
dan vraagt hij zich weleens, wat is nu écht
geluk.
Een oude knuffelbeer neemt hij dan mee naar bed,
want dan zijn al die andere knuffels plots’ling
pet,
als niemand hoort dat hij heel zacht om mama
vraagt
dan huilt hij stil totdat hij na een poosje slaapt.
Op Kerstmis is het weer precies zoals altijd,
tot ‘s avonds laat, als hij heel zacht zijn bed
uitglijdt,
en door het raam het huisje van de buurvrouw
ziet;
een oude vrouw, ze woont daar, maar hij kent
haar niet.
Hij weet niet hoe het komt, hij doet zijn schoenen
aan,
en met zijn warme jas, belt hij dan bij haar
aan.
Verbaasd ziet zij de jongen en hij vraagt heel
kort:
mevrouw weet u misschien hoe ik gelukkig word?
Ze kijkt hem aan, en vraagt: “Ben jij dan ook
alleen?”,
en slaat haar oude moederarmen om hem heen.
Kom, eet wat mee van mijn eenvoudig vriendenmaal,
maar, luister eerst aandachtig naar het Kerst-verhaal.
EVANGELIELEZING
Vervolg van het verhaal:
De jongen zit heel stil met beide ogen dicht,
hij droomt en ziet het Kind dat daar te slapen
ligt
en ook Maria die Hem in haar armen houdt,
en Jozef die een kleine kribbe voor Hem bouwt.
Het weet niet wat hij ziet, maar alles lijkt zo
echt,
de blijde herders, niemand die vanavond vecht,
de koningen zij brengen wierook, mir’ en goud,
naar t’kleine kindje dat van alle mensen houdt.
“Hoe komt het dat die mensen zo gelukkig zijn”?
Hij vraagt het aan de buurvrouw, en zij vindt
het fijn,
om te vertellen over Jezus, die zó leeft
dat Hij aan alle mensen echte vrede geeft.
De jongen denkt en denkt, en plots’ling wordt
het licht,
een brede glimlach trekt er over zijn gezicht,
hij neemt zijn oude knuffel en gaat naar de stal.
“Die knuffel”, zegt hij, “die vind ik het liefst
van al,
ik geef hem Jezus”, en hij legt hem zachtjes neer,
nog even kijkt hij naar zijn oude knuffelbeer.
De lieve buurvrouw geeft hij dan een grote zoen
en zegt: “nu weet ik zeker wat ik zal gaan doen”.
Want echt gelukkig word je niet door heel veel
geld,
maar door te geven, dat is alles wat er telt.
En waarheen al zijn speelgoed verder is gegaan,
ach, één keer raden, wat hij daarmee
heeft gedaan.
slot:
Die jongen groeide op, en ja, hij werd pastoor
en bisschop, en met kerstmis zei hij telkens:
“Hoor:
ben jij op zoek naar echt geluk, luister naar
wat ik zeg,
doe net als Jezus, echt, er is geen and’re weg”.
Dan zal je voelen dat het Kind opnieuw geboren
wordt,
diep in je hart, met vreugde, vrede, ongehoord.
Dan zingen eng’len bij de stal, met vrolijk stemgeluid:
“Het is weer Kerstmis”, altijd door, jaar in
jaar uit.
Amen.