Preek op de derde zondag van de Advent in het jaar C, serie 2000-2001,
C2000ADV03.html. In de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk,
door pastoor Michel Hagen, za/zo 16/17 december 2000, 19.00 uur / 10.00
uur. A.M.D.G.
Thema za/zo: Kom, Sterke Held / Boeteviering
Zang za/zo: PJK - Jongerenkoor / Gemengd Koor
E.L.:
Sef. 3, 14-18a
EV.:
Luc. 3, 10-18
Homilie
Een gewetensonderzoek!
Wat is mijn geweten? Sommigen denken dat het een soort onfeilbaar kanaal
is van zeker weten wat ik voor mezelf wel of niet mag. Voor wie gelooft
is het meer dan dat, het geweten is dan ook iets dat vorming en bijstelling
nodig heeft. De spiegel voor ons geweten is Jezus, aan Hem spiegelen we
ons innerlijk. Naast Jezus zijn ook Maria en de andere heiligen daarin
kleinere spiegels die ons helpen een beter zicht op onszelf en Gods bedoeling
te krijgen.
We onderzoeken straks ons geweten in onze relatie met God, met de mensen, met onszelf en met de natuur. Niet alles in een gewetensonderzoek hoeft op uzelf van toepassing te zijn. Hopelijk niet, zelfs. Haalt u eruit wat u belangrijk vindt. Houdt dat vast en neemt het mee om aan te werken. Denken we ook aan het voorbeeld in het Evangelie: ‘De wan heeft Hij in zijn hand, om zijn dorsvloer grondig te zuiveren.’ We willen zijn hulp vragen, de hulp van de sterke redder, dat Hij ons geweten zuivert.
Het gewetensonderzoek onderbreken we met de acclamatie die staat afgedrukt
in de orde van dienst.
Over onze relatie met God.
God heeft ons een geweten gegeven, een natuurlijke aanleg om zijn bedoeling op het spoor te komen. Wat doen we daarmee? Hoe bewust gaan we met dat geweten om? Toetsen we het, of laten we ons doen en laten meer afhangen van wat in de mode is, wat in de media als normaal wordt verondersteld? Leggen we ons geweten het zwijgen op? Verdraaien we ons geweten? Geven we de stem van ons geweten een kans of overschreeuwen we het, laten het overschreeuwen door zoveel geluiden om ons heen? Neem eens een punt in gedachten waarvan u nu zegt: ‘Daar heb ik mijn geweten niet gevolgd’. Brengen we dat bij God. Brengen we onze onmacht bij God, omdat we ervaren dat het niet lukt om aan de volle maat van Jezus’ voorbeeld te beantwoorden.
Hoe is mijn relatie met God de Vader? Liefdevol - lauw, vurig, respectvol
- mat, evenwichtig - wisselvallig?
Hoe sta ik tegenover Jezus? Is Hij voor mij echt God en mens? Kan ik
daar niet bij en streep ik zijn God-zijn gemakshalve weg? Denk ik er wel
eens over na dat Hij zijn leven heeft gegeven voor mij, voor mij persoonlijk,
dat Hij zoveel van mij persoonlijk houdt?
En de heilige Geest. Vraag ik Hem om hulp, bewaak ik de goede sfeer?
Vraag ik Hem om meer geloof en liefde.
Zingen wij de acclamatie
Over onze relatie met de mensen.
Johannes roept op: Wie dubbele kleding heeft of voedsel, laat hij delen. Hoe gul delen wij? Of zijn we wel tevreden met wat we voor anderen doen? Is dat de maat van gulheid en liefde die Jezus bedoelt? Geven we uit liefde, of gaat het toch krampachtig, geven we, om ons geweten te sussen, of geven we van harte omdat anderen het nodig hebben? Hoeveel hebben we in reserve? Hoeveel zouden we strikt genomen kunnen missen? Durf ik daar radicaal in te zijn? Zoek ik daarin medestanders? Bevestig ik anderen die meer dan het gemiddelde willen doen of rem ik het af; doe gewoon, dan doe je gek genoeg? Krijgen anderen van mij de ruimte, ook als ik het anders zou doen? Mogen anderen boven de middelmaat uitsteken of ervaar ik dat als een aanslag op mijn geweten, lastig, liever niet. Hoe sta ik in al mijn relaties? Thuis, op het werk, in de omgeving? Zijn er mensen die ik niet kan vergeven? Wil ik daar aan werken? Zie ik dat als mijn probleem in plaats dat ik het bij de ander leg? Denk ik na over hoe ik met anderen omga en neem ik Jezus daarbij als model? Denk ik er over na hoe Hij het zou doen? Mag een ander mij corrigeren, of ga ik mij dan meteen verdedigen? Kan ik een ander corrigeren, op fouten wijzen, op een liefdevolle manier? Heb ik het welzijn van de ander op het oog, of gaat het daarbij om mijn eer. Doe ik dat bij voorkeur onder vier ogen, zodat iemand niet afgaat tegenover anderen? Heb ik oog voor eenzamen, zieken, voor hen die niet in de groep passen?
Zingen wij de acclamatie
Over onze relatie met onszelf en de natuur.
Johannes zegt tot de soldaten tevreden te zijn met hun soldij. Kan ik
tevreden zijn, niet alleen met mijn salaris of ander inkomen, maar ook
tevreden met wat ik heb ontvangen aan talenten, aan uiterlijk? Accepteer
ik mijn lijf, met alle voor en nadelen, ben ik tevreden met mijn ouders,
familie, buurt, dorp? Accepteer ik het leven zoals het komt?
Ben ik tegelijk ook critisch naar mezelf, wil ik aan mezelf werken,
niet uit frustratie maar als een uitnodiging van God, niet uit een jacht
op status, maar om meer te kunnen doen voor Hem en mijn naaste, niet uit
onvrede omdat ik belangrijker wil zijn, maar als een antwoord uit ons hart
op alles wat God ons geeft. Kan ik net zo nederig zijn als Johannes de
Doper? Hij zegt van Jezus: ‘Ik ben het niet waard de riem van zijn sandalen
los te maken.’ Raak ik gefrustreerd als een ander meer kan dan ik? Ervaar
ik het leven als een gave, een kostbare gave waarmee ik verantwoordelijk
omga? Is het leven in mijn beleving Goddelijk, gave van God, heilig? Ga
ik er zo ook mee om? Of vind ik dat ik het absolute beschikkingsrecht heb?
Zie ik op tegen de ontluistering van ouderdom en ziekte, kan ik daarmee
omgaan? Vind ik euthanasie iets dat ik uitmaak? Doe ik zo ook met de natuur?
Is alles er om mijnentwil en mogen anderen de problemen oplossen? Doe ik
alle drukte om het milieu af als overdreven gedoe? Zoek ik naar de kern
van het probleem en span ik mij echt in om mee te werken aan een oplossing?
Ervaar ik ook de natuur als van God gegeven, van God te leen, om te beheren
en te behoeden, om door te geven aan onze kinderen, als schitterende plek
om in te leven.
Zingen wij de acclamatie
Onder nr 703 in de bundel vindt u de schuldbelijdenis. Daarna wordt u genodigd om een kruisteken met wijwater te maken, als gebaar van inkeer en als een bede om vergeving. Het is een herinnering aan ons doopsel; dat wij als gedoopten, als kinderen van God willen leven.