Preek op Kerstavond door het jaar B,
Serie 1999-2000, B99NATNJ.html.
In de parochiekerk van de H. Bartholomeus te
Poeldijk.
Door pastoor Michel Hagen,
Vrijdagavond 24 december 1999, 21.30 uur.
Thema: In verwachting.
Zang: Jongerenkoor.
A.M.D.G.
Homilie
In verwachting. Dat woord heeft iets betoverends, blije ouders, blije grootmoeders en grootvaders. Plannen voor de toekomst. Verwachting is de groei van een nog onvervulde belofte, het is uitzien naar de toekomst. Het is een vuur dat je leven zin geeft. Is het niet mooi, dat moeder het kind draagt, maar dat man en vrouw beiden in verwachting zijn. In verwachting.
Maar je kunt het soms ook moeilijk hebben met dit woord. Vooral in deze dagen. Dood en leven komen soms erg dicht bij elkaar. Vandaag nog werd hier een te vroeg geboren kindje begraven. Als iedereen met blijdschap kerstmis viert, hét grote geboortefeest, is er in sommige gezinnen ook rouw en verdriet.
Verwachting. Wat, als het misgaat? Dan heeft iedere volgende verwachting iets aan glans verloren, vanwege de spanning, zou het nu wel goed gaan.
Een beetje somber begin van een Kerstpreek. Maar je ontkomt er niet aan, het is de harde werkelijkheid waar we in staan. Het is net zo somber als die kaarsen die daarnet een voor een uitgingen. Het is bedreigend wanneer licht verandert in duisternis.
Hoe zou het gevoel van God zijn geweest. God was ook vol verwachting. Vanaf het allereerste begin. De mens zou het gaan maken; zijn mens. De aarde was al een juweeltje tussen al die talloze sterren en planeten, de dieren waren schitterende staaltjes van Gods scheppende kracht. Maar de mens was zijn meesterwerk, de kroon van de schepping. Een mens, vrij van geest, vrij om te denken, om lief te hebben, om te geven en te ontvangen. Een mens, evenbeeld van God. Jawel, zoals God in de hemel was, zo zou de mens op aarde zijn.
Maar, wat was het uiteindelijk geworden? En hoe was dat toch gekomen? Had God zich vergist. Had God het onmogelijke gewild, een evenbeeld van Hemzelf scheppen, uit het stof van de aarde! Was dat niet vragen om problemen; een mens met een vrije wil. Die kan natuurlijk ook nee zeggen tegen God. Die kan zijn eigen weg geaan. Die kan kiezen voor haat i.p.v. liefde, voor geweld i.p.v. vrede, voor zichzelf i.p.v. voor de ander. Die kan gaan heersen i.p.v. dienen, nemen en grijpen i.p.v. ontvangen.
God Zelf was in verwachting geweest, in verwachting van een wereld die als een paradijs het evenbeeld zou zijn van de hemel. God had grote plannen met de mens. Hij zou de mens het heelal geven, hij zou hem eeuwig leven geven bij Hem. Maar nu: het licht was veranderd in duisternis. Het nieuwe begin was een onverwacht einde geworden, leven werd dood.
-------
Ziet u nog dat ene kaarsje? Dit kaarsje heeft een naam, het heet hoop. Als de duisternis toeslaat, wereldwijd; duisternis van geweld en oorlog, van ziekte en rampen, van dingen die wij anderen en onszelf aandoen. Als alles duisternis is, zal één licht niet gedoofd worden. De hoop. Want, zou God zich nu echt vergist hebben, of weet God toch meer? Zou God nu echt misgegokt hebben in zijn grote avontuur, zou Hij met de mens echt teveel hebben gewild? Of, is er toch nog hoop?
Want God zou God niet zijn, als Hij niet verder had gedacht. Als alle mensen het laten afweten, is Hij er altijd Zelf nog. Één Kaars, één vuur, één mensenkind is genoeg. Één mens die de hele wereld in vuur en vlam zet. Een vuur wordt zeven vuren, zeven vuren worden twaalf vuren, twaalf vuren worden een menigte, ze worden een zon, en een zon betekent leven, nieuw leven. Één vuur is licht, hoop en leven.
Deze nacht is de nacht waarin wij ons mogen verbazen over Gods oneindige vindingrijkheid en trouw. God blijft vol verwachting uitzien naar ons. Nooit geeft Hij het op, in Hem is de hoop nooit gedood, de hoop houdt het geloof in leven, het geloof geeft de liefde een nieuwe kans en de liefde is de bron van nieuw leven.
Heeft God nu zoveel vertrouwen in ons, of in de schepping, of in Zichzelf? Het een staat niet los van het ander. God geeft het nooit op, dus als wij het blijven proberen dan staat Hij aan onze kant en dan is mislukking uitgesloten. Hij kijkt altijd verder, Hij ziet mogelijkheden die voor ons verborgen zijn, kansen die nog gaan komen.
Wil je daarvan een bewijs hebben? Deze nacht geeft God ons zijn bewijs. Zijn Zoon, veilig geborgen in het leven van de Vader, veilig geborgen in de Geest, Gods ultieme hartewens, Gods droom, die van eeuwigheid leeft in zijn diepste Ik; zo zou de mens zijn, als Hijzelf. Zijn Zoon; Hij zou Hem aan de mensen geven. Aan de mensen toevertrouwen. Kwetsbaar als Kind, kwetsbaar als een volwassene, kwetsbaar vanwege zijn mateloze liefde en trouw, zo kwetsbaar als God de Vader Zelf. Dat zou zijn Goddelijk bewijs zijn, dat God vertrouwen heeft in de mens, dat de mens het met zijn hulp kan.
Kerstmis. In verwachting. Volgend jaar is het weer Kerstmis, God blijft vol verwachting over ons, Hij blijft hopen, Hij geeft nieuwe kansen, keer op keer. Één vuur is ons gegeven. Jezus, bron van hoop. Doort zijn liefde willen wij ons hart laten ontsteken. Tot er zeven vuren branden, van zeven naar twaalf, van twaalf naar allen, tot heel de aarde zich verwarmt en koester in zijn licht.
Dan zal het ‘t hele jaar door Kerstmis zijn. Zalig Kerstfeest. Amen.