Thema za/zo: Ware rijkdom
Zang za/zo: Gemengd koor / Cantor
E.L.:
1 Kon. 17, 10-16
EV.:
Mc. 12, 41-44
Homilie
Een offer. Het woord offer hoor je niet zo veel meer, zo ook woorden als offerbereidheid en opofferingsgezindheid. Misschien dat men toch liever aan Bachus en aan Venus offert, ofwel aan drank en liefde. In het gewone taalgebruik kom je het woord offer vooral tegen in de politiek of bij oorlogen en de meest bekende gewone term is misschien wel dat een schaker een pion offert.
In het verleden werd het woord vaker gebruikt. Wanneer je in de Dikke van Dale kijkt, kom je heel wat termen en woorden met offer tegen, vooral woorden uit de eredienst, religieuze termen. We kennen allemaal de offerkaars of het vastenoffertje, en ook iedereen weet wat er bedoeld wordt als iemand zegt: ‘zij heeft een groot offer moeten brengen’, zoals bij de dood van man of kind.
Een offer. Eigenlijk iets vreemds, of toch niet. Neem nu zo’n kaarsje. Wat kost het nu helemaal, een paar kwartjes. Daar valt niemand een buil aan, je hebt er amper vijf sigaretten voor. Wat offer je dan, kan je wel van een offer spreken. Misschien dat iemand het veel sterker zou voelen wanneer hij of zij daar werkelijk zijn sigaretten of shag neerlegt, met het vaste voornemen om nooit meer te roken. We noemen het offerkaarsen. Maar meer dan een offer is het een symbool, je geeft iets prijs, maar dat is slechts een kleinigheid, de kaars staat er voor veel méér, die kaars staat daar voor ons geloof, onze nood, onze dankbaarheid, ons vertrouwen in God en in de moeder van Jezus. Die kaars staat daar namens ons. Ons gebed duurt een enkele minuut, die kaars brandt een uur of vier, zolang houden wij het met ons gebed meestal niet vol. Daarbij is de kaars mede een symbool van Christus; het licht overwint de duisternis. Ook daarom branden we de kaarsen, om ons geloof te uiten dat het licht altijd overwint. Dus inderdaad offerkaarsen, maar tegelijk veel méér dan dat.
In de Joodse Godsdienst was het offer ook heel bekend. Je had allerlei offers zoals dankoffers en lofoffers, wierookoffers en dierenoffers. Je had ook offers om je met God te verzoenen, je gaf dan iets aan de tempel en zo aan God, om het weer goed te maken. Wettelijke tekorten konden zo worden kwijtgescholden, zonden konden zo worden vergeven. Dikwijls waren er verschillende tarieven voor armen en rijken. Anders zou een rijke wel erg gemakkelijk van zijn zonden afkomen, misschien was zijn rijke leven wel zijn grootste zonde.
Vandaag een heel bijzonder voorbeeld van een offer. Een weduwe zonder weduwe- en wezen-wet, zonder weduwe-pensioen, zonder sociaal vangnet, alleen de goedheid van de familie. En als ze die ook niet heeft, dan hangt het ervan af of ze met handwerk haar boterham kon verdienen. Dikwijls werd ze scheef aangekeken, want voor de getrouwde vrouwen werd ze op jongere leeftijd vaak als een bedreiging gezien, een man die bij een weduwe op bezoek ging, dat was al snel verdacht, soms terecht maar vaker niet. Een weduwe.
Waarom gooit die weduwe haar laatste penning in het offerblok. Op dat moment is het inderdaad een offerblok. Wanneer de rijken van hun overvloed iets geven, kun je het nauwelijks een offer noemen, maar bij haar wel. Is zo’n offer dan een soort Casino, ik geef alles in de hoop van God iets te krijgen, een laatste grote gok in het geloof, een soort hemels handjeklap, passend bij het oergevoel om iets prijs te willen geven .
Wat is in uw leven uw zwaarste offer geweest? Je moest de tuin in van je vader. Je had iets heel anders willen worden. Je hebt het gedaan voor het gezin. Als het goed heeft uitgepakt, dan is het dat offer misschien waard geweest, zoniet, dan denk je, had ik mijn eigen keuze maar gevolgd. In het dagelijkse leven komt het offer heel veel voor, meestal in kleine momenten. Je offert je nachtrust op omdat een kind ziek is, je offert een stuk vrijheid op door iemand wekelijks te bezoeken. Maar ook, je offert een liefhebberij op, een gezellige avond, uit liefde voor de ander, voor vrouw, man of kinderen, vrienden, Kerk, buren. Een offer als een daad van liefde.
Wanneer wordt zo’n offer een daad van geloof?
Vanouds wordt Jezus’ zelfgave aan het kruis als een offer gezien. We spraken daarom in het verleden ook over het misoffer, een hernieuwing van zijn offer op het kruis, maar dan zonder bloedvergieten. De bedoeling was dat de priester en de gelovigen in het gebed die daadwerkelijke offerbereidheid van Jezus opnieuw aan de Vader aanboden, en daar ook hun eigen offerbereidheid invoegden. Maar is dat geen vreemd offer. Je hoort theologen als Kuitert zeggen: ‘Wat is dat voor vader, die verzoend wil worden door het bloed van zijn zoon?’ Kuitert heeft moeite met het begrip offer en verzoening, en zoekt een uitweg door min of meer het idee af te schaffen.
Wat kan dat offer van Jezus betekenen? In het offer van deze weduwe ligt een sleutel tot het verstaan. Dit offer raakt Jezus diep. Hij ziet in het offer van deze vrouw een immens vertrouwen. Zij voelt het als gehoorzaamheid aan Gods Wet, een plicht, een geloofsplicht om God toch iets aan te bieden, zelfs als dat het laatste is wat ze heeft. Wat geeft deze vrouw? Jezus zegt: Deze vrouw heeft het meest geoffert van al degene die er iets in wierpen. In dit offer spreekt haar geloof, haar trouw aan de wet, haar vertrouwen op God, zoals de vrouw in de eerste lezing op het profetenwoord vertrouwde. Hoe nijpender haar armoede, des te sterker spreekt deze daad. Dit treft Jezus; haar geloof en vertrouwen, haar gehoorzaamheid, haar trouw tot in het uiterste.
Jezus’ eigen offer wijst in dezelfde richting. Wat doe je wanneer je de dingen naar de hand kúnt zetten, wanneer je het kwaad kúnt wreken, wanneer je rechtvaardig bent en in je recht staat, wat doe je wanneer je tijd en gelegenheid hebt om de benen te nemen, wat doe je wanneer je weet dat je ergens anders ook veel, misschien zelfs méér goed kan doen. Wat doe je, als daar tegenover staat dat je gelooft dat alleen aan God het oordeel toekomt en de wraak, als je gelooft dat alles veilig is in zijn hand, dat God aan de kant van de rechtvaardige staat, als je gelooft dat Hij je weg leidt en dat al het goede zíjn werk is. Jezus’ offer is de uiterste daad van geloof. Hij neemt zelfs de verlossing niet in eigen hand, Hij neemt zijn redding niet in eigen hand, Hij neemt zijn leven niet in eigen hand. Jezus weigert niet te sterven, Hij weigert niet te leven, Hij weigert de vreugde niet en Hij wijgert het lijden niet, zijn leven is de wil van de Vader volbrengen, ook als dat zijn sterven op aarde betekent.
Waarom laat de Vader zijn Zoon deze weg gaan? Omdat het nodig is voor ons. Wij kunnen niet verlost worden zonder dit voorbeeld. Wij kunnen niet verlost worden als niet één bereid is gevonden die prijs te betalen. Wie durft hierin tot het uiterste te gaan? Vóór Jezus was er niemand, zelfs de grootste der profeten niet. Wij zijn misschien bereid ons leven te offeren voor gezin, volk en vaderland. Maar wie offert zijn leven voor slechte mensen, voor zondaars, voor profiteurs. Jezus offert zijn leven voor ons allemaal, goeden en slechten, en wie durft zich, met Hem vergeleken, goed te noemen. Jezus had bewondering voor deze arme weduwe, het raakte hem in het diepst van zijn hart, omdat zij reeds iets waarmaakte van zijn eigen levensoffer.
Ons offer staat niet in verhouding met dat van Hem. Maar door het doopsel zijn we met Hem verbonden, mogen we met Hem een beroep doen op de Vader. De Vader heeft dat offer aanvaard; Jezus’ verrijzenis is daarvan het teken. God zal daarom niemand van ons afwijzen, onze offers niet weigeren. In het offer dat we in deze Eucharistie vieren, wordt de hoogste zelfgave van Jezus, ons deel. Het is een onvoorstelbare gave, een offer van de Zoon aan de Vader, van de Zoon aan ons, en zo ook van ons weer aan de Vader.
Wie straks zijn Brood aannneemt, zegt ja op deze gave. Zalig die genodigd zijn aan de maaltijd van de Heer. Amen.