Thema: (Orde van dienst: Toegewijd)
Zang: Cantor/Cantor
E.L.: Jer. 23,1-6
EV.: Mc. 6, 30-34
Homilie:
Medelijden.
Een kleuter van anderhalf loopt parmantig over de stoep, struikelt, en huilt tranen met tuiten. Knie kapot, bult op het hoofd, arm geschaafd. Dan krijg je spontaan medelijden met zo’n hummeltje. Dramatischer is het wanneer we weer een hongergebied op de televisie zien. Holle kinderoogjes in uitgemergelde gezichtjes. Wie dan geen medelijden krijgt, heeft een hart van steen. Zo ook wanneer jonge ouders een kind naar het graf dragen ..... Medelijden.
Toch is medelijden een belast woord geworden. Medelijden mag niet meer, daarmee stel je je boven de ander. Ik heb dat nooit helemaal begrepen, tenzij dat het om de vroegere situaties in de armenzorg ging, bij alle goede bedoelingen werd een kind wel eens aangekleed voor het oog van de klas, zodat iedereen kon zien hoe we elkaar goed deden, een verkeerde manier van helpen, traumatiserend. Maar is daarmee het medelijden zelf ook verkeerd? In ieder geval is het interessant dat Jezus vandaag in het Evangelie medelijden toont.
“Toen Jezus aan land ging, zag Hij dan ook een grote menigte. Hij voelde medelijden met hen, want ze waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.” Waarom heeft Jezus medelijden? Het antwoord volgt er meteen achter: “want zij waren als schapen zonder herder.”
Hebt u wel eens een kudde gezien, op vakantie bijvoorbeeld. Stel je voor dat de herder er vandoor gaat. Ik moet daarbij denken aan een verhaal van Don Camillo. Er was weer een keer een vete in het dorp, en op een goed moment waren daarvan de koeien de dupe; ze werden niet meer gemolken. In de loop van de avond begint het geloei, het wordt steeds indringender, dan als het al donker is sluipen twee schimmen naar de grote stal, de twee heethoofden: Don Camillo en Peppone. Ze tonen zich goede herders, ze laten de ruzie rusten omwille van die arme dieren. Met schapen gaat het anders. Schapen zonder herder in een vreemd gebied lopen op de duur verloren. Sommigen blijven bij elkaar, maar anderen raken de kudde kwijt. Weer andere worden geroofd door dieven of anders door wilde dieren. Een volgende loopt vast in dood kreupelhout. De wol blijft vast zitten aan al het dorre hout, het dier komt niet meer weg en sterft. Een ander dier schiet over de rand en valt in het ravijn. Op de duur blijft er weinig van de kudde over.
De profeet Jeremia schreef er al over. De schapen van de kudde lopen verloren en gaan dood. Maar hij zegt er wat bij. Wee de herders. Die opmerking is aan pastoors en ook aan bisschoppen gericht en mede aan allen die worden aangesproken met de naam pastor. We mogen het ons aantrekken: “Wee de herders door wie de schapen verloren lopen.” Want de kudde heeft wel een herder, maar die doet zijn werk niet, of hij leidt ze in de verkeerde richting, of hij heeft geen oog voor de achterblijvers, of hij is alleen uit op wat de schapen aan winst opleveren, een herder die alleen werkt voor zijn eigen boterham. Wee de herders, die geen medelijden hebben met een schaap dat achterblijft of dat vastzit of dreigt weg te raken.
Tegenover die wee-roep plaatst Jeremia een belofte van God. Er is uiteindelijk maar een echte Goede Herder, dat is God zelf. Daarom staan deze lezingen bij elkaar. De belofte van de Goede Herder is werkelijkheid geworden; God is mens geworden in zijn Zoon, de Goede Herder in Vlees en Bloed.
Maar nog even terug naar de schapen. U begrijpt dat ook wij die schapen zijn. Ook in onze tijd. Maar misschien is het net als met het woord medelijden. Medelijden mag niet meer. Wij mogen ook geen schapen meer genoemd worden, want dan houd je mensen klein, dan doe je alsof ze alleen maar kudde-dieren zijn, makke lammeren, stomme beesten. Het is soms lastig om de bijbelse voorbeelden en gelijkenissen in onze tijd goed te verkondigen.
In die tijd was dat wat minder gecompliceerd. De mensen begrepen wat de betekenis was en dachten er op door. Laten wij dat ook doen en zoeken naar wat deze woorden van Jezus voor ons kunnen betekenen. Die mensen daar waren echt niet zomaar verdwaald. Ze hadden de weg heel goed gevonden, maar op een andere manier waren ze wel de weg kwijt. Ze hadden thuis ook zeker gegeten, ze hadden nog geen honger, die geschiedenis komt volgende week pas, maar ze hadden wel honger naar een woord van God, een woord dat hen richting in het leven gaf, honger naar zinnige woorden die betekenis aan ons bestaan geven, woorden die mensen losmaken uit vastgeroeste vooroordelen, honger naar goed onderricht dat mensen optilt uit de put waarin ze zijn beland, uitnodigende woorden die mensen terughalen naar de kudde waarvan ze zijn afgedwaald.
Jezus is de Goede Herder en Hij weet wat deze kudde nodig heeft: zijn Woord, Gods Woord van Leven. Het staat er ook: “Hij voelde medelijden met hen, want ze waren als schapen zonder herder; en Hij begon hen uitvoerig te onderrichten.”
Dit Evangelie beschrijft een soort woorddienst, de verkondiging, met Jezus Zelf als de ware predikant. Volgende week volgt in het Evangelie de dienst van de tafel wanneer Jezus zijn kudde voedt met brood, juist daar waar geen brood meer was.
Dit Evangelie is een oproep aan de herders om zich te spiegelen aan de ene goede herder. Het is ook een oproep aan de schapen om hun oren te richten naar de stem van de Goede Herder, om zich te laten leiden en om tegelijk ook zelf goede herder te worden voor anderen die leiding en hulp nodig hebben.
Tot slot:
Het Evangelie begon met een korte retraite in de boot, met Jezus mee naar een eenzame plaats. Die retraite heb ik net achter de rug en ik heb me voorgenomen om het komende jaar wat meer tijd te nemen om mezelf te laten voeden door lezing en gebed. Ik hoop dat als Hij mij de goede voedzame woorden aanreikt, ik ze u kan doorgeven; Dat we samen door de ene Goede Herder worden gevormd tot een echte kudde, een parochie, een gezin van God, waarin niemand meer verloren loopt, waarin niemand in de put belandt en niemand vastloopt. Een goed voornemen om samen te maken en hier samen voor te bidden. Dat de Goede Herder ons daarin de weg zal wijzen, daarvoor staat ons geloof borg. Het geloof dat we nu al zingend willen belijden. Amen.