Homilie tijdens de oecumenische viering van dodenherdenking 
in de tweede week van Pasen door het jaar B (reeks 1999-2000)

ANDERE PREKEN VAN DE WEEK

Voor de tekst van de Evangelie-lezing van deze dag en een meditatie
klik hier en zoek de juiste week

Preek tijdens de oecumenische viering van dodenherdenking in de tweede week van Pasen door het jaar B,
serie 1999-2000, B2000TZP02-dodenherdenking.html.
In de parochiekerk van de H. Bartholomeus te Poeldijk, door pastoor Michel Hagen,
donderdag 4 mei 2000, 19.00 uur.  A.M.D.G.

E.L:  Ex. 15, 2-7a
T.L:  Gal. 5, 13-18

Homilie

Dodenherdenking, zo kort na Pasen, dat maken we niet vaak mee. Het licht van de verrijzenis straalt nog terwijl we stilstaan bij de gevallenen van de tweede wereldoorlog, de helden en de slachtoffers.

Het is alweer een jaar of wat geleden dat op de radio iemand sprak over het exodus verhaal, de bevrijding uit Egypte. We hoorden erover in de eerste lezing en we hebben het bezongen in het lied van Mozes en Mirjam. Deze man had, zo vertelde hij, nooit begrepen hoe Israël blij kon zijn bij zoveel doden onder de Egyptische ruiters, bij zoveel eerstgeborenen die waren gestorven. Hij vroeg zich dus af of je blij kan zijn bij zoveel leed van de vijand.

Het vraagt inderdaad een grote geest, een werkelijk edelmoedig hart om bij de overwinning op je vijanden in je tegenstander de mens te blijven zien. Het is inderdaad een onvoorstelbare oproep van Jezus, wanneer Hij zegt: bemint uw vijanden en bidt voor wie u vervolgen.

Wat gedenken wij vandaag met Dodenherdenking en morgen op Bevrijdingsdag? We staan stil bij wat deze strijd en deze overwinning heeft gekost. En dan uiteindelijk niet alleen wat het ons heeft gekost, aan kinderen, dierbaren, familieleden, vrienden, dorpsgenoten, maar we sluiten ook hen in die zogezegd bij de vijand hoorden, maar die eveneens kinderen, dierbaren, familieleden, vrienden en dorpsgenoten hebben verloren. We verruimen ons hart naar de maat van Jezus.

Waar gaat de strijd tegen, tegen wie? Zo kort na Pasen is het niet moeilijk terug te keren naar Goede Vrijdag. Hoe gevaarlijk is het te wijzen naar de schriftgeleerden, de Farizeeën, de Sadduceeën, de Hogepriesters, de Oudsten, de Romeinen, het volk dat zich liet meenemen, de leerlingen die vluchtten, de soldaten die martelden.

Ik moest daardoor denken aan wat ik vandaag hoorde op de radio. Het ging over een voorstel om een nieuw artikel in de grondwet op te nemen.  Daardoor moet het mogelijk worden in de toekomst ook hen te kunnen vervolgen die bij een bezetting klakkeloos uitvoering geven aan de opdrachten van de bezetter, of omdat zij in het geheel geen tegenstand hebben geboden of erger nog vanwege hun bereidheid tot samenwerking.
Ik moet dan ook denken aan een liedje van Bob Dylan, over de soldaat die het zijn superieuren mogelijk maakt hem die onmenselijke opdracht te geven omdat hij bereid is het uit te voeren. Tirannen bestaan ook bij de gratie van de uitvoerders van hun beleid. Drugsdealers bestaan bij de gratie van de drugssmokkelaars en de drugsgebruikers. Porno- en kinderporno-fotografen bestaan bij de gratie van de misbruikers en de kopers.

Het voorstel van de minister roept deze vraag op: Wie zijn erger, de tiran, in dit geval Hitler, of degenen die hem kiezen, zij die bereid zijn met hem mee te werken, zij die via hem hun positie willen verbeteren? Of is het lood om oud ijzer? De ene hand wast de andere, zoals bij Pilatus. Of zoals Jezus tegen de Farizeeën zegt: ‘Hoe zouden jullie tot geloof kunnen komen, wanneer het je gaat om de eer die jullie van elkaar krijgen en je de eer niet zoekt die van de enige God komt (Joh. 5, 44). Wat is het in de mens, dat de een tot tiran en geweldenaar maakt, de ander tot profiteur, en de volgende tot meeloper?

Wat is het kwaad, wat is de zonde anders dan het tekort aan de echte liefde, de liefde die van God komt en die we zien in Christus Jezus.

En wat is het dat anderen tot helden maakt, tot heiligen, tot zonen en dochters van de Allerhoogste? Is het niet de overmaat aan waarachtige liefde, liefde die moedig maakt en offerbereid.

‘Gij zijt geroepen, broeders en zusters, tot vrijheid’ zegt Paulus. ‘Misbruik die vrijheid niet’. ‘Gij zult elkaar liefhebben zoals Ik u heb liefgehad’ zegt Jezus. Wanneer de mens de goddelijke liefde niet meer volgt, de liefde van de Geest, maar blijft hangen in de liefde van het vlees, dan zal ook de macht van het vlees heersen. Maar als de liefde van de Geest ons leidt dan zal ook de macht van Gods Geest heersen.

Dit is de paradox, als wij God dienen door te leven naar zijn Geest, zullen we vrij zijn in deze wereld. Willen we God niet dienen, maar vrij zijn om de ideeën van deze wereld te volgen, dan zullen we de wereld dienen en geen weerstand kunnen bieden aan de machten die het in deze wereld voor het zeggen hebben.

Dat neemt de bijzondere verantwoordelijkheid van de leiders niet weg. Zeker niet, want een volk zonder leiders verdwaalt evenzeer. Een kudde kan zichzelf niet weiden. Israël had Mozes nodig. Wij hebben Jezus nodig. Een kerk heeft een hiërarchie nodig, een land een regering. Gehoorzaamt aan uw leiders zegt Paulus. Maar de slechtheid van de leiders neemt de eigen verantwoordelijkheid van het volk niet weg. Het getuigenis van Israël is daarin overduidelijk; het was steeds een kleine rest waardoor God zijn volk weer vernieuwde, in tijden dat koningen en profeten zondigden, dat misbruiken binnenslopen in de tempel, dat de hogepriesters Jezus lieten doden, in de tijd dat pausen een werelds leven leidden, dat pastoors en dominees het geloof aanpasten, ook toen gingen de gewone gelovigen niet vrijuit vanwege de slechte leiders. Die leiders hebben wel een grotere verantwoordelijkheid en zullen des te zwaarder gestraft worden (Lc. 12, 47-48), maar wij allen kunnen de wil van God kennen als wij bereid zijn zijn wil te zoeken.

Wij zijn geroepen om vrij te zijn, vrij om Gods wil te doen. Vrij van de macht van de wereld, vrij van de macht van het kwaad. Vrij ..., om het goede in de wereld dat van God komt te herkennen, vrij om goede leiders te herkennen, leiders die zelf de liefde volgen, die God respecteren, die wel in de wereld staan maar niet van de wereld.

We gedenken de doden. Omdat we nooit de prijs wilen vergeten die de vrijheid hen heeft gekost. Wie dat vergeet pleegt opnieuw verraad, verraad aan hun offer, verraad aan hun inzet. Die prijs voor de vrijheid is betaald door Jezus. Die prijs is betaald door het Joodse Volk in de getto’s en de concentratiekampen. Die prijs is betaald door soldaten bij vriend en vijand, die prijs voor de vrijheid is betaald door burgers, mannen en vrouwen, kinderen en bejaarden.

Wij juichen niet, wij zijn niet verheugd omwille van de dood van de vijanden, alsof dat de dood van onze dierbaren goedmaakt. Onze vreugde groeit in het besef dat hun dood niet voor niets is geweest. Hun dood geeft ons een bijzondere verantwoordelijkheid.

De echte vrijheid begint in onze bereidheid in alles Gods wil te zoeken. Die vrijheid begint in ons eigen verzet tegen luiheid en gemakzucht. Die vrijheid wordt zichtbaar bij hen die moeite doen om zich in Gods wil te verdiepen, die proberen serieus werk te maken van hun geestelijk, moreel en maatschappelijk leven, die zoeken welke Geest Jezus heeft bezield, dezelfde Geest die zovelen heeft bezield om zich te geven voor onze vrijheid. Dat wij ons inspannen om die vrijheid waard te zijn. Wij herdenken niet alleen de doden, wij eren hen en roemen op hun overwinning, omdat zij de ware vrijheid hebben getoon. Dat is de overwinning op de dood, paasvreugde die ons dankbaar stemt. Amen.


Terug naar top van deze pagina

Terug naar homepage